Vorige week keek ik met mijn vrouw en dochter naar het journaal. Sander Dekker gaf zijn visie op zittenblijven. Hij wou er wel van af. Te duur en het zou niet werken volgens het rapport van de inspectie. "Ik ben ook blijven zitten." mompelde ik en voor ik het wist hoorde ik twee keer "ik ook". Gek, ik was dat van m'n vrouw en dochter al weer vergeten.
Sander was nog aan het woord maar nu we een honderd procent zittenblijverspercentage in ons gezelschap hadden vastgesteld, lieten we ons door hem niet meer afleiden. We hadden allemaal ons eigen verhaal. Een was te vroeg naar de basisschool gegaan, een ander had wat te veel last van de puberteit en de laatste had ooit een depressie. Om de privacy niet verder te schaden laat ik maar even achterwege wie wat had.
Wat is er in elk van die situaties mis met zittenblijven? Of kijken we eigenlijk naar een ander probleem? Is het niet de structuur van het jaarklassensysteem dat zittenblijven als oplossing voor individuele problemen in zich draagt? Ik denk niet dat Sander Dekker dat durft af te schaffen.. maar dat hoeft misschien ook niet.
In 2005 kreeg ik van Annemie van der Putten de uitgangspunten voor onze (12) scholen aangereikt. We omarmden:
1. Bij ons kun je altijd verder waar je gebleven bent.
2. Bij ons werk je altijd op je hoogste niveau.
3. Bij ons kies je pas als jij er aan toe bent.
Het leverde, met vallen en opstaan, een werkomgeving op waar elke docent en school op zoek kon gaan naar oplossingen bij de uitgangspunten. De oplossingen waren school-eigen en konden daarom onderling steeds worden uitgewisseld. Zo was het volgen van vakken op verschillende niveau's gebruik in het Thomas a Kempis College, kreeg het VMBO van TalentStad een gemoduleerde opzet om de verschillen tussen leerlingen te cateren en was er in 2010 een aanbesteding naar digitale leermiddelen die het gepersonaliseerd leren mogelijk moest maken.
Nu in 2015 zie ik de sector dat gepersonaliseerd leren in het sectorakkoord schrijven, de voorzitter van de VO-raad praten over diploma's op verschillende niveau's en eens in de zoveel tijd komt naar voren dat het Nederlands onderwijs aan effectiviteit zou winnen als het minder gericht zou zijn op vroegselectie. Iets wat we al sinds de Middenschool met elkaar weten maar ook graag vergeten. Hoe komt dat toch?
In de gesprekken die ik met collega's in het voortgezet onderwijs heb over gepersonaliseerd leren kom ik veel ambivalentie tegen. Iedereen ziet wel dat verandering noodzakelijk is, maakt graag ruimte voor initiatief van docenten maar gaat een integrale aanpak en daarmee de diepere dialoog nog uit de weg. Daardoor zetten we in op het verbeteren van bestaande praktijk en rekenen vooral op het persoonlijk engagement van docenten. Dat geldt overigens ook de landelijke overheid.
Dat mag best maar de vraag is of de veranderstrategie past bij de transitie die gevraagd wordt. Zonder uit te wijden over wat de nieuwe eisen zijn voor het onderwijs, kan een ieder noteren dat de lat omhoog moet en de aanpak persoonlijker.
Dan moeten we veel scherper met elkaar om willen gaan rond uitkomsten, professionaliteit, heldere tussendoelen en gedeelde vergezichten. Dan kan het niet zo zijn dat we de noodzakelijke confrontaties steeds uit de weg gaan en belangrijke inzichten en begrippen ondergeschikt maken aan bestaande opvattingen.
Als we de transitie willen maken geldt ook hier: "Gaan we pionieren of blijven we zitten?"
19 apr 2015
Abonneren op:
Posts (Atom)