5 dec 2007

Ben ik dat...?

Wanneer je een huis natekent terwijl je rechterhersenhelft verdoofd is, dan wordt het een samenraapsel van dakpannen, ramen en balkons waar weinig verband tussen zit. Teken je het huis na met een gedrogeerde linkerhersenhelft, dan komen vooral de contouren en verbanden op papier. Zo is het althans als je rechtshandig bent, bij linkshandigen werkt het vaak net andersom.

Dat we in staat zijn om met iedere hersenhelft afzonderlijk een huis na te tekenen, komt doordat ons brein grotendeels symmetrisch is opgezet.

Veel functies zijn daardoor dubbel aanwezig: op de plaats waar aan de ene kant een visueel centrum zit, zit dat aan de andere kant ook. Dat is nuttig, omdat de ene hersenhelft beschadigingen in de andere helft kan compenseren. Het is ook efficiënt, omdat de beide helften het gecompliceerdere hersenwerk onderling kunnen verdelen: het visuele centrum in de linkerhelft richt zich op de details van wat we zien, dat aan de rechterkant op de grote lijnen.
Weinig mensen zullen kunnen aanwijzen waar het visuele centrum zich precies in hun hoofd bevindt. Of waar de centra voor horen, ruiken, tasten en spreken zitten. Ook hebben we over het algemeen niet meer dan tamelijk vage ideeën over de processen die er in ons hoofd voor zorgen dat we zien wat we zien, en zijn wie we zijn.

Toch, schrijft wetenschapsjournalist Mark Mieras in Ben ik dat?, kan die kennis helemaal geen kwaad: ‘Hersenonderzoekers raken er steeds meer van overtuigd dat mensen hun eigen hersenen boetseren. Met die wetenschappelijke inzichten kun je je voordeel doen om betere en interessantere hersenen te kweken. Dat is mooi want die hersenen, dat zijn we immers zelf.’

In Ben ik dat? schetst hij de huidige stand van zaken van het hersenonderzoek aan de hand van vragen als: waarom herkennen we gezichten moeiteloos, hoe vinden we onze weg in de grote stad, wat hebben onze hersenen met muziek, waarin verschilt het vrouwelijke brein van het mannelijke, waarom slapen pubers zo lang uit, wat kunnen we doen om het brein te versterken en, de meest heikele vraag van allemaal, waar zit ons bewustzijn en wat is het eigenlijk?

Boeken over de hersenen verschijnen bij bosjes, en dat heeft alles te maken met de enorme vlucht die het hersenonderzoek de laatste jaren heeft genomen en die het gevolg is van nieuwe technieken, zoals de fMRI (functionele magnetic resonance imaging) waarmee onderzoekers haarfijn zichtbaar kunnen maken waar in de hersenen werk wordt verricht. Wat Mieras’ boek bijzonder maakt is dat hij een grote hoeveelheid informatie overzichtelijk en voor iedereen toegankelijk presenteert in 35 beknopte hoofdstukken, die los van elkaar te lezen zijn.

Het levert soms mooie en ook belangrijke inzichten op. Zo is inmiddels veel bekend dat we kunnen gebruiken in het onderwijs. De plaats bij uitstek waar jonge mensen hun hersenen boetseren. "Het lijkt me daarom goed dat we uitkomsten van het hersenonderzoek gebruiken bij het inrichten van het onderwijs", zei Geert Drexhage vandaag tegen mij. Ik ben het graag met hem eens.

Ben je benieuwd kijk dan ook nog even hier om via Youtube in contact te komen met de auteur of bestel het boek.

Soms leidt hersenonderzoek gewoon tot onverwachte weetjes. Een onderzoeksinstituut in Chicago bijvoorbeeld onderzocht de invloed van geuren op erotische fantasieën. Van de meer dan honderd geuren die werden getest, bleken mannen het meest opgewonden te raken van de geuren van lavendel en pompoentaart, en vrouwen van de geuren komkommer en drop.

Aftershave daarentegen was vaak de dood in de pot. Kijk, dat is het soort informatie waar iedereen direct mee aan de slag kan.

0 reactie(s):