17 dec 2007
Spyware
Natuurlijk mopper ik er flink op los. Al snel is duidelijk dat mijn dochter op haar strooptocht de wereld over is geweest en vader moet eens ff denken hoe we dat weer oplossen. Opeens ben ik niet meer zo'n voorstander van het worldwideweb. In mijn zoektocht naar een oplossing las ik een opmerkelijk berichten over microsoft dat ze een patent hadden aangevraagd voor legale superspywaresoftware.
Die software struint je PC af naar bezochte websites, maar ook de inhoud van documenten, de geïnstalleerde programma’s en allerlei systeeminformatie, zoals de resterende hoeveelheid inkt in de printer of het geheugengebruik van het systeem. Wat voor plannen Microsoft met de software had was nog onduidelijk. Maar hou je vast, de duidelijkheid is daar nu. Microsoft wil namelijk gaan experimenteren met het gratis kantoorpakketje van Works 9. Het pakket kost in de winkel slechts 40 euro maar u mag nu extragratis alle informatie op uw pc openstellen aan Bill en naar pop-ups turen op uw scherm. De hele meuk zal naar verwachting ook op nieuwe pc’s voorgeinstalleerd worden. En dat is een extra fijn natuurlijk.....
Ik hoop dat dit soort software hier verboden zal worden en zeker niet voorgeinstalleerd mag worden. In één klap is duidelijk wie de meeste belangen heeft in de gaten in de software waar bijna iedereen mee werkt.
Zo en nu terug naar de PC van mijn dochter!
7 dec 2007
Street-taal
Rond taalontwikkeling wordt me uit dit voorbeeld duidelijk dat zich nieuwe talen ontwikkelen. Ze ontstaan uit het vervagen van grenzen maar leiden tegelijkertijd tot het scheiden van groepen.
Mijn kinderen kunnen me uitleggen wat er gezegd wordt. .. en jij?
5 dec 2007
Ben ik dat...?
Dat we in staat zijn om met iedere hersenhelft afzonderlijk een huis na te tekenen, komt doordat ons brein grotendeels symmetrisch is opgezet.
Veel functies zijn daardoor dubbel aanwezig: op de plaats waar aan de ene kant een visueel centrum zit, zit dat aan de andere kant ook. Dat is nuttig, omdat de ene hersenhelft beschadigingen in de andere helft kan compenseren. Het is ook efficiënt, omdat de beide helften het gecompliceerdere hersenwerk onderling kunnen verdelen: het visuele centrum in de linkerhelft richt zich op de details van wat we zien, dat aan de rechterkant op de grote lijnen.
Weinig mensen zullen kunnen aanwijzen waar het visuele centrum zich precies in hun hoofd bevindt. Of waar de centra voor horen, ruiken, tasten en spreken zitten. Ook hebben we over het algemeen niet meer dan tamelijk vage ideeën over de processen die er in ons hoofd voor zorgen dat we zien wat we zien, en zijn wie we zijn.
Toch, schrijft wetenschapsjournalist Mark Mieras in Ben ik dat?, kan die kennis helemaal geen kwaad: ‘Hersenonderzoekers raken er steeds meer van overtuigd dat mensen hun eigen hersenen boetseren. Met die wetenschappelijke inzichten kun je je voordeel doen om betere en interessantere hersenen te kweken. Dat is mooi want die hersenen, dat zijn we immers zelf.’
In Ben ik dat? schetst hij de huidige stand van zaken van het hersenonderzoek aan de hand van vragen als: waarom herkennen we gezichten moeiteloos, hoe vinden we onze weg in de grote stad, wat hebben onze hersenen met muziek, waarin verschilt het vrouwelijke brein van het mannelijke, waarom slapen pubers zo lang uit, wat kunnen we doen om het brein te versterken en, de meest heikele vraag van allemaal, waar zit ons bewustzijn en wat is het eigenlijk?
Boeken over de hersenen verschijnen bij bosjes, en dat heeft alles te maken met de enorme vlucht die het hersenonderzoek de laatste jaren heeft genomen en die het gevolg is van nieuwe technieken, zoals de fMRI (functionele magnetic resonance imaging) waarmee onderzoekers haarfijn zichtbaar kunnen maken waar in de hersenen werk wordt verricht. Wat Mieras’ boek bijzonder maakt is dat hij een grote hoeveelheid informatie overzichtelijk en voor iedereen toegankelijk presenteert in 35 beknopte hoofdstukken, die los van elkaar te lezen zijn.
Het levert soms mooie en ook belangrijke inzichten op. Zo is inmiddels veel bekend dat we kunnen gebruiken in het onderwijs. De plaats bij uitstek waar jonge mensen hun hersenen boetseren. "Het lijkt me daarom goed dat we uitkomsten van het hersenonderzoek gebruiken bij het inrichten van het onderwijs", zei Geert Drexhage vandaag tegen mij. Ik ben het graag met hem eens.
Ben je benieuwd kijk dan ook nog even hier om via Youtube in contact te komen met de auteur of bestel het boek.
Soms leidt hersenonderzoek gewoon tot onverwachte weetjes. Een onderzoeksinstituut in Chicago bijvoorbeeld onderzocht de invloed van geuren op erotische fantasieën. Van de meer dan honderd geuren die werden getest, bleken mannen het meest opgewonden te raken van de geuren van lavendel en pompoentaart, en vrouwen van de geuren komkommer en drop.
Aftershave daarentegen was vaak de dood in de pot. Kijk, dat is het soort informatie waar iedereen direct mee aan de slag kan.
1 dec 2007
Hoe nu verder...?
Ton van Haperen schreef er vandaag over in Trouw. Het hele artikel is in mijn ogen de moeite waard omdat het helder zijn gezichtspunten beschrijft. Aan het eind komt hij ook met de richting waarin de oplossingen moeten worden gevonden:
Ga uit van het bestaande en maak het verder niet al te ingewikkeld. Kies voor een helder stelsel met vier schooltypen, breek de schotten daartussen af en stimuleer promotie naar een hoger niveau. Houd zoveel mogelijk kinderen zo lang mogelijk in de algemene vorming, leg de inhoud per niveau vast in standaarden, verdeel die over een beperkt aantal vakken en toets met enige regelmaat centraal of ze er wat van opsteken.
Reduceer de inhoud en creëer ruimte voor leren. Niet alle kinderen hoeven les te krijgen in Frans en Duits. Deze talen zijn uit onze samenleving verbannen, het begin van leren ontbreekt. Wel iets opsteken bij een van de twee vreemde talen, of alleen bij Engels, geniet de voorkeur.
Neem dat studiehuis als voorbeeld. Wat is echt nodig? Kennis en vaardigheid in Nederlands, Engels, geschiedenis en wiskunde. Taal, verleden en cijfers zijn de sporen waarlangs we communiceren. En verder? Twee vakken vanuit de kwaliteit van de leerling die richting geven aan de keuze voor het vervolgonderwijs.
Deze zes vakken verdienen diepgaande nationale standaarden, alleen landelijk geëxamineerd met een vooraf vastgelegde norm. De rest, alles tussen levensbeschouwing en algemene kunstkennis zijn geen vakken, maar interessegebieden binnen Nederlands, Engels en geschiedenis. Wat scholen daarmee willen, moeten ze zelf maar weten. Leerlingen hebben vijf of zes lessen per dag en gaan om half drie naar huis. Daar kunnen ze studiethuizen en verder vanuit hun eigen interesse buitenschools leren.
Snoeien dus, het dode hout moet eruit. Minder vakken geeft de leraar de tijd kinderen iets met de verworven kennis te laten doen, in plaats van hijgerig de te beheersen stof een keer vertellen, enkel en alleen om over die drempel van het diploma heen te komen. Op een evenwichtige wijze omgaan met instructie en constructie, van daaruit aanzetten tot het productief aanwenden van kennis in verschillende omgevingen, onder toezicht van een deskundige inspectie, zo loopt de weg naar reële modernisering. Binnen heldere randvoorwaarden kunnen leraren dan zelf werken aan een nieuw samenhangend nationaal beeld van excellent onderwijs. Misschien winnen ze dan eindelijk hun zelfrespect terug.
Mij klinkt het als een zinnige oplossing maar geef maar eens een reactie